Bij zo goed als alle elektrische wagens die momenteel op de markt zijn, gebeurt de energieopslag in een batterij, vandaar de afkorting BEV, wat staat voor battery electric vehicle.
Veel geïnteresseerde kopers struikelen nog over de hogere aankoopprijs: een elektrische wagen kost omwille van de hoge prijs voor de batterijen momenteel al gauw 10.000 € meer dan zijn equivalent met een verbrandingsmotor. Dit geeft echter een vertekend beeld: er moet eigenlijk gekeken worden naar de totale kost voor de eigenaar (de zogenaamde Total Cost of Ownership of TCO): de hoge aankoopprijs wordt immers achteraf gecompenseerd door lagere vaste kosten (taksen en verzekering), lagere gebruikskosten (minder onderhoud en een lagere energiekost per km) en een hogere verkoopwaarde. Op het einde van de rit heb je dus minder betaald.
Ook de actieradius - de totale afstand die met een volle batterij kan afgelegd worden – in combinatie met de tijd die nodig is om de batterijen terug op te laden, is voor velen een beperkende factor. Maar de kwaliteit van de batterijen verbetert zienderogen en veel wagens op de markt hebben al een actieradius van 500 km. Ga niet per se voor een zo hoog mogelijke actieradius, die je misschien maar enkele keren per jaar nodig hebt: anders rijd je een heel jaar lang met een te zware en te veel verbruikende wagen rond. Erg lange ritten (bv. op reis) vergen inderdaad meer planning, maar de uitbreiding van de netwerken van laadpalen en de opkomst van zeer performante snelladers zullen dit probleem in de nabije toekomst grotendeels oplossen.
Elektrische wagens zijn bovendien beter voor het leefmilieu: ze veroorzaken geen luchtvervuiling en zijn veel stiller, wat de leefbaarheid in de stad sterk verhoogt. En in tegenstelling tot wat vaak door tegenstanders wordt beweerd, bevestigen tal van studies dat een elektrische wagen over zijn hele levensloop (productie, gebruik en recyclage) 55% minder broeikasgassen uitstoot dan een wagen met loodvrije benzinemotor en 40% minder dan een dieselversie. Deze percentages gelden voor de Europese Unie in zijn geheel en fluctueren uiteraard van land tot land in functie van de energiemix (de verdeling van de verschillende soorten energiebronnen waarmee de elektriciteit geproduceerd werd die nodig is voor het opladen). Maar zelfs in landen waar elektriciteit in grote mate met steenkool wordt geproduceerd, zoals Polen, blijft de balans positief, zij het natuurlijk minder uitgesproken.
Met energieopslag in waterstof
Enkele modellen op de markt gebruiken een brandstofcel (vandaar de afkorting FCEV of Fuel Cell Electrical Vehicle) die werkt op waterstof. Waterstof wordt geproduceerd door met elektriciteit (in een elektrolyseproces) water te splitsen in waterstof en zuurstof. Het waterstofgas wordt vervolgens gecomprimeerd tot een vloeistof. De energie van de elektriciteit wordt met andere woorden opgeslagen in de waterstof, die in de brandstofcel van de wagen opnieuw vrijkomt en de elektrische motor aandrijft: de waterstof wordt er in een chemische reactie met zuurstof terug omgezet tot water. Waterstof is dus geen brandstof maar een energiedrager.
Het ganse proces van productie, opslag en gebruik in de brandstofcel heeft energetisch gezien een laag rendement van slechts ongeveer 40%. Aangezien de productie veel elektriciteit verbruikt, is het belangrijk dat dit gebeurt met groene stroom (en liefst op momenten dat er productieoverschotten zijn). We spreken dan van groene waterstof. Wordt de waterstof geproduceerd uit methaan (CH₄), dan komt er wel CO₂ vrij en spreken we van grijze waterstof. Als deze CO₂ wordt opgevangen en opgeslagen, wordt de zo verkregen waterstof ‘blauw’ genoemd.
Er zijn momenteel nog maar enkele modellen van dit type wagen en enkele verdeelpunten voor waterstof op de Belgische markt.
Hybride wagens