De ‘fossiele’ energie zit in de bodem opgeslagen onder de vorm van aardolie, aardgas en steenkool. De voorraden ervan zijn eindig en bij hun verbranding komen broeikasgassen vrij. Elektriciteit opgewekt bij de verbranding ervan wordt 'grijze' stroom genoemd.
De hernieuwbare energie daarentegen wordt geleverd door de zon, de wind, stromend water, warmte in de ondergrond en organisch materiaal. Deze energiebronnen zijn per definitie ‘onuitputtelijk’, leveren weinig of geen afval op en stoten nauwelijks broeikasgassen of luchtvervuilende stoffen uit. Elektriciteit opgewekt met deze energiebronnen wordt 'groene' stroom genoemd.